Mrt-29: Over de Donau
Donderdag 20 september begon kraakhelder en enorm koud. Het was niet warmer dan een graad of 4. Dat terwijl ik pas rond een uur of half 10 op de fiets stapte. Het zag er buiten zeer aanlokkelijk uit, maar de lange broek en jas bleven erg lang aan. Als ik ze bij me had gehad, dan had ook nog een flinke tijd de wanten aangehouden. Maar helaas die lagen thuis.
Eigenlijk had ik net als gisteren niet echt een doel, behalve dat ik wat verder naar het zuiden wilde over wegen waar ik nog niet gefietst had. Bij Giengen ging dat eenvoudig, ik was daar nu voor de eerste keer. Maar verderop lagen Ulm, Biberach, Memmingen en Gunzburg en de Donau waardoor en langs ik in het verleden gefietst heb. Allemaal ontwijken was praktisch onmogelijk, ik zou hoe dan ook ergens de Donau oversteken.
Bij Giengen lag het voor de hand om de Brenz verder stroomafwaarts te volgen, maar dat lukte me niet. Op een bedrijventerreintje ontbrak een brug waardoor ik een stuk terug moest of -en daar koos ik voor- iets meer oostwaarts te gaan. Die rivier had ik niet echt meer nodig. Giengen ligt min of meer in het uitgestrekte Donaudal, waar het vlak is met wat hele kleine heuveltjes. Via Hohenmemmingen kwam ik bij Hermaringen overigens toch weer langs de Brenz te fietsen. Ik fietste zo verder tot Sontheim. Daar stond ik in dubio. De Brenz ging hier verder oostwaarts en ik zag toch meer in iets zuidwaarts.
Net voordat ik er begon te dubben ging een flinke groep wielrenners daar een klein landweggetje in. Zeker een man of 30 tussen de 50 en de 65. Ik besloot dat dus ook maar eens te proberen, niet wetende waar het uit zou komen. Net als naar dit punt was het een prachtige rustige fietsweg. Na een minuut of 10 haalde ik ze heel langzaam bij. Ik ging daar niet harder voor dan normaal. Omdat er geen wind stond zal het rond de 27km/h geweest zijn. Allemaal prachtig opgepoetste spatbordloze racefietsen. Die van mij zag er zoals gebruikelijk niet uit. Thuis had ik er alleen een doekje over gehaald om niet teveel smeer aan m’n fietstassen te krijgen. De volgende ‘poetsbeurt’ mag dan weer een jaar wachten.
Ik raakte leuk met ze aan de praat. De gezette heren deden dit wekelijks. Daar hoorde ik ook hun leeftijden. Ze gingen binnendoor naar Günzburg en ik besloot om met ze mee te fietsen. Af en toe ging het mis bij het oversteken van een grotere weg. Ik deed dat wat effectiever net als een paar fietsers vooraan, maar de helft bleef daar nog een minuut of 5 wachten. Dus werd er langzaam doorgereden tot ze weer aansloten. Iets waar ik als solofietser nooit last van heb.
Bij Günzburg gingen zij over de Donau rechtdoor en ik besloot om de oude binnenstad te bekijken. Ooit was ik hier in 1986 geweest en zoveel herinnerde ik me niet meer. Misschien ben ik toen niet eens door het centrum gegaan, maar ben ik gewoon onderlangs er aan voorbij gefietst. Het is een fraai centrum, met als nadeel dat auto’s er mogen parkeren. In dergelijke binennsteden zou je dat niet moeten willen. Maar ja, dit is nu eenmaal Bayern de Freistaat van BMW en Audi.
Het was daar rond 11 uur nog altijd niet veel warmer dan een graad of 10 in de schaduw. Gelukkig vond ik een bakkersterras, met 1 stoel in de zon. Die was voor mij. Verder een flinke sloot hete koffie om wat door te warmen. Achter het centrum zag het er ook aardig uit met wat smalle 1-richtingstraatjes. Op die manier sukkelde ik door en kwam zo langs de Gunz te fietsen. Er stonden bordjes naar Wasserburg, maar dat was alleen de naam van een dorp. Een echte Waterburcht kon ik er niet vinden. Inmiddels werd het wel warmer en de langebroek kon eindelijk uit.
Langs de Günz hadden ze een soort fietsroute, maar dan over half tot niet verharde landweggetjes. Het was goed te doen, omdat het de afgelopen nacht niet had geregend. Maar bij Ichenhausen vond ik het welletjes, daar zocht ik weer het asfalt van een grotere weg op. Door die keuze kon ik alleen naar het oosten of naar het westen. Het werd het westen, omdat ik op een wegwijzer zag dat het niet zo ver was naar Weissenhorn. Dat stadje had ik ook in 1986 bekeken toen ik van Praag naar Basel fietste. Het had behoorlijk indruk op me gemaakt en eigenlijk wilde ik wel eens weten of ik die gedachte in de loop der jaren mooier had gemaakt.
Niet dus. Wiessenhorn is gewoon een heel apart stadje door de grote schilderijen op hun kerken en stadspoort. Maar daar bleef het dan ook bij. De vorige keer had ik duidelijk niet iets gemist wat ik nu wel zag. Best apart dat een herinnering van 36 jaar terug nog behoorlijk klopte. Inmiddels was het daar rond een uur of drie 20 graden en nog steeds windstil. Uitstekend fietsweer dus. Bij Vöhringen kwam ik bij de Iller, dat is daar een behoorlijke rivier die in de Oostenrijkse Alpen ontspringt. Er lag een mooi fietspad naast, dus die nam ik in zuidelijke richting.
Maar na het eerste parkeerterreintje hield ook hier het afsfalt op en reed ik over een redelijk prutpad. Bij Reglisweiler was eindelijk weer een bruggetje en daar probeerde ik weer een doorgaande asfalt weg te vinden. Ik moest daarvoor wel een flink heuveltje op om uit het Illerdal te komen. Het bleek een prima weg die me naar Rot bracht, en niet veel later stond ik in het centrum van Laupheim. Die plaats zag er best aardig uit en ik trof er 3 hotels. Eigenlijk had ik best nog wat verder kunnen fietsen, maar na de 125 km van gisteren vond ik vandaag 100 km meer dan genoeg.
Een hotel viel meteen af door de prijs. Het type mens dat er in krijtstreep naar binnen ging was voor mij ook geen reclame. Dus terug naar een eerder hotelletje. Helaas was die vol, maar ze had wel een goede tip. Even om de hoek was een eenvoudig hotel zonder restaurant. Dwz ze hadden zelfs geen ontbijt. Volgens de man achter de balie kon ik morgen om de hoek een goed ontbijt bij de bakker krijgen en daar had ie gelijk in. De volgende morgen at ik daar een compleet ontbijt voor 3 euro.
De kamer was ruim, schoon en niet duur. Na het douchen heb ik even bij het slot gekeken en de rest van het stadje bewonderd. Een aantal kinderen speelden er op een apart speeltoestel van zwaar aluminium. Toen wist ik het niet, maar sinds een paar dagen begrijp ik dat het met de militaire luchthaven van Laupheim te maken heeft. Dat is vooral een helicopter-afdeling van de Duitse luchtmacht. Ik ben er langs gefietst en mij is totaal geen luchthaven opgevallen.
‘s-Avonds voelde ik me niet lekker. Ik had duidelijk een bronchitis opgelopen. Voor het eten vond ik een heel leuke bistro waar in de zijwand een originele biechtstoel was. De eigenaar grapte dat hij daar de biecht kon afnemen. Toch ging dat langs me heen. Het eten hield ik maar net binnen en het was me duidelijk dat ik daar met behoorlijke koorts zat. Dus na het eten direct naar het hotel en dik onder het dekbed.
Door het vele hoesten viel het slapen tegen. De kamer was gelukkig goed geïsoleerd en mogelijk was ik zelfs de enige die op deze verdieping sliep. Dit jaar had ik nog geen echte bronchitisaanval gehad. Meestal komt die na m’n hooikoorts ergens in maart, maar die was ook dit jaar uitgebleven. De berkenpollen lieten het dit jaar afweten en ik was daar erg blij mee. Maar nu dus toch zomaar bronchitis. Iets dat me nog nimmer in september-fietsvakantie is overkomen. Sterker nog het is de reden dat ik juist in het najaar op fietsvakantie ga.
Achteraf denk ik dat het gekomen is door de weersomslag in Schwäbisch Hall, versterkt door de grote temperatuursverschillen van deze dag. En misschien had ik wel een virusje opgepikt van 1 van die wielrenners. Tijdens het fietsen had ik geen last, maar liggen in bed viel zwaar tegen. Dus heb ik veel rechtop gezeten, wat natuurlijk niet een opimale slaaphouding is. Ik had niets bij me, maar uit ervaring weet ik dat er geen afdoend medicijn voor is. Gelukkig ging het de volgende dag op de fiets weer beter.
Begin | Landkaartje | Vervolg
Geplaatst op 2013-03-29, in Zwerfmatig-12 en getagd als Donau, Günz, Günzburg, GER-BW, GER-BY, Iller, Laupheim, Schwaben, Stadspoort, Weissenhorn. Markeer de permalink als favoriet. 6 reacties.
Stoer hoor, dat je dan de volgende dag gewoon weer op de fiets stapt. Koorts maakt mij altijd behoorlijk slap.
Het mooie aan al die Duitse steden is de historie die overal vanaf straalt. Dat heb je hier toch veel minder.
@Sjoerd; Wij hebben ook mooie binnensteden als Amersfoort, Kampen, Zwolle, Heusden, Thorn, Sittard, Franeker, Deventer, Zutphen, Naarden, Middelburg, Enkhuizen en bijvoorbeeld Leiden. Alleen is Nederland 1/10de van Duitsland en heb je dus 10x minder van die steden. Maar het komt ook omdat Duitsland veel langer bewoond is. Zij hadden al steden, toen hier nog alles moeras was en jaarlijks overstroomde.
@Margo: De volgende dag was de koort verdwenen. Ik heb geen idee waarom ik me in die bistro koortsachtig voelde. Van bronchitis hoef je geen koorts te krijgen en ik denk dat ik dus toch een virus erbij heb opgepikt. Die koorts kwam overigens niet terug en over de bronchitis schrijf ik in de volgende afleveringen meer.
Hét grote verschil met bijvoorbeeld het Ruhrgebied en West-Fahlen, is dat deze regio grootschalige bombardementen in WO2 bespaard zijn . Veel gebouwen en binnensteden hebben daarom het oorspronkelijke karakter behouden.
Fraai blog weer..
@King Billy: Steden als Düren en Dortmund vind ik dan ook vreselijk lelijk. Veel lelijker dan bijvoorbeeld Eindhoven. Maar ook Göppingen en Heilbronn zien er niet uit en volgens mij zijn die niet gebombardeerd. In sommige steden (vooral langs de Rijn) is alles enorm verziekt door de industrie en de vele spoorlijnen. Bonn, Köln en Ludwigshafen vind ik bijvoorbeeld ook lelijk.
In Bruchsal bij Karlsruhe is en Friedrichshafen aan de Bodensee zijn wel enorme bombardement geweest. Maar in Schwabenland hoor je er weinig over en is er in elk geval niets van te merken. Daarbij denk ik dat deze steden ook ongunstiger liggen qua grote rivieren, waardoor ze kleiner zijn gebleven en er minder reden was in dat veel dunner bevolkte gebied om stukken te vervangen door nieuwe troep. Het is dan ook geen toeval dat ik hier graag fiets. :-)