Site-archief

Fietsvakantie 2004 deel 2

Ik was inmiddels in de Harz gekomen en het voormalige Oost-Duitsland in. De asfalt-wegen en -fietspaden bleven prima van kwaliteit, wat mij de moed gaf om verder oostwaarts te fietsen. Wernigerode vond ik ook erg mooi. Daar begon de HSB (Harzer SmallSpurbahn). Om die te nemen moest ik een paar uur wachten. Dus volgde ik zelf die route op de fiets richting Brocken-berg. Onderweg had ik een stoomtreintje of 3 ingehaald, ondanks het stijgingspercentage van gemiddeld 4%.

Bij de voorlaatste halte wilde ik op 800 meter hoogte nog een klein stukje met zo’n trein meetuffen naar de top. Voor die 5km moest ik echter 22 euro betalen. Dat bedrag gold voor de hele lijn vanaf Wernigerode. Dus maar weer op de fiets verder. Dat hield dan ook meteen weer op, omdat er een langdurige bui over deze hoogste berg van de Harz kwam. Na anderhalf uur koffieleuten in Schierke was de bui weg en de temperatuur ook. Op een dergelijke kou (12 graden) had ik niet gerekend, dus snel bergaf richting warmer.

Met een flinke snelheid reed ik naar Quedlinburg. Ook dit is een Unesco-erfgoed. Hier wonen de meeste mensen met de duitse versie van mijn achternaam. Oude kerkhoven of grafstenen kon ik er niet vinden. De stad was trouwens erg verlaten door een jaarlijks feest in Aschersleben. De prijzen voor accommodatie waren een stuk (50%) hoger als in Goslar, terwijl ik die stad toch een stuk mooier vind. (Destijds ‘spaarde’ ik nog geen putdeksels. Geen idee of me die van Quedlinburg destijds zijn opgevallen. Gelukkig stuurde Margo rond 2010 haar versie.)

Ik was nu in het oorsprongs-gebied van onze naam beland. Zo ben ik door Pansfelde en Abberode gegaan. Dit zijn gehuchten waar geen winkel of kroeg te vinden is. In dit bosrijke gebied was het wel heel lekker fietsen. Vrijwel alle plaatjes eindigen daar op rode wat met rooien van bomen van doen heeft. Net buiten Abberode stuitte ik op de naam Tilkerode. Dit is een gehucht dat onder Abberode valt. In het Archief van Leipzig staat dat de naam Pilgenroth rond 1550 als eerste voorkwam “bei Abberode”. Misschien wordt hiermee wel Tilkerode bedoeld. Bij de overlijdens-advertentie van mijn overgrootvader heeft de Alkmaarse Courant onze naam ook eens structureel vervormd tot Tielkerood. Dat geeft te denken.

Het weer was weer prima en de wind was nog steeds vanuit het westen. Met de uitlopers van de Harz mee ging ik richting Saale. Daar was plotseling weer zo’n tropische bui. Ik was net op tijd om bij het pontje van Rothenburg te schuilen in een leuk Thai’s café. Daar had ik goed zicht op de veerpont die ontzettend vaak (met maar 1 fietser of auto) overstak. Als je aan boord was ging ie meteen weg; menige Metro houdt zijn deuren langer open. Langs de Saale was trouwens een prachtig fietspad. Daar had ik niet veel aan omdat ik naar het oosten wilde. De buien zaten op dat moment ook flink tegen.

Op een heuvel moest ik me uit de voeten maken aangezien het flink onweerde en ik het hoogste punt was. Deze keer kon ik geen goede schuilplaats vinden. Gelukkig hield de regen op en kon ik me richting Köthen droogtrappen. In dat plaatsje kon ik nog een zeer ouderwets hotel vinden, met ouderwetse prijs. Midden in de stad was ook een prachtig restaurant in de Raadskelder. Verder was er het jaarlijkse koeienfeest gaande. Kortom wat wil een mens nog meer…

Bij Dessau zag ik de Elbe, waar het een flink drukker was met Zondagse fietsers. De topplaats was Wörlitz waar alle terrassen afgeladen waren met lavende fietsers. Ik heb niet begrepen waarom deze plaats zo populair was. Van Lütherstadt Wittenberg kon ik dat wel begrijpen. Ook daar heel veel fietsers. Het was nog vroeg en het weer was mooi zonnig dus trapte ik nog even door richting Jüterbog. Op nog geen 5km van de Elbe waren alle medefietsers verdwenen, ondanks dat hier een prachtige recreatief fietspad was.

Inmiddels had ik Sachsen-Anhalt verruild voor de deelstaat Brandenburg. Daarin raast het van de windturbines, hele velden staan er mee vol. Het aantal grote windmolens per inwoner is daar zeker een factor 1000 hoger vergeleken met Noord-Holland. Ook zag ik regelmatig Rapsol bij tankstations staan. Later begreep ik dat 30000 Duitsers op deze Koolzaad-brandstof rijden. Nederland heeft er ook wel 5. We lopen rijden dus wel wat achter. Op mijn fiets zit ik trouwens nog een stuk beter als het om de CO2-uitstoot gaat.

Voor het eerst had ik met deze fiets een lekke band. Achter knalde mijn binnen- door een scheur in de buitenband. In Dahme had ik nog een fietsenwinkel gezien, dus ben ik even 5km teruggelopen. Ik werd er meteen prima geholpen. Van dat kleine stukje lopen kreeg ik later wel blaren. Van de 800km fietsen had ik totaal geen last. Dat terwijl ik gewone schoenen gebruik voor het fietsen en lopen.

Via Luckau belandde ik in het stromingsgebied van de Spree, waarin ik een mooie herberg vond. Het was een boothuis met een (lege) jeugdherberg en een aantal prima “hotel”-kamers met alle voorzieningen en uitzicht op de Spree. Dit was in Beeskow dat prachtig opgeknapt was. Alsof alle gebouwen zo uit de winkel kwamen. Onderweg heb ik heel veel Oost-Duitse plaatsen gezien die net gerenoveerd waren of waaraan hard gewerkt werd.

Bij Frankfurt stak ik de Oder (of Odra) over om een klein stukje Polen mee te maken. De weg ging redelijk, maar de bebouwing zag er een stuk minder uit. Bij Kostrzyn keerde ik weer terug naar Duitsland. Inmiddels had ik dus besloten om verder noordwaarts te gaan. Dat bleek niet zo handig, want daardoor trof ik een flink noordwester tegenwind. In de zogenaamde Oderbruch is het helemaal vlak met lange slingerende rivierdijken. Daar kan je prachtig over fietsen. Het landschap en weertype verschilt dus weinig met Noord-Holland Noord. Die straffe wind joeg me al snel van de rivierdijk af, waardoor ik meer door kleine dorpjes fietste.

In die dorpjes spreek je ook zo af en toe iemand. Zo zat ik heerlijk wat te drinken op een bankje en begon er een 70-jarige inwoonster haar levensverhaal te vertellen. Zij was opgegroeid in het Poolse Stettin en door de latere grenswijzigingen op duits grondgebied beland. Later die avond, in Bad Freienwalde, werd me in de kroeg kwalijk genomen dat ik teveel in de Sie (U) vorm praatte. Ik heb uitgelegd dat dat gewoon gemakzucht is, aangezien de vervoegingen daardoor eenvoudiger zijn. Het maakte voor mij weer eens duidelijk dat Duitsers de laatste jaren flink aan het veranderen zijn. In Oderberg zag ik een leuk Radarschip op de wal naast de Alte Odra. Toen ik daar lekker in het zonnetje zat, trok een pools binnenvaartschip mooie golven in die rivier.

Deel 1Deel 3

 

Advertentie